DELEN
Gepubliceerd: 21 augustus 2025
De jaren tachtig staan internationaal bekend als het decennium waarin aids zich als een allesomvattende crisis openbaarde. Terwijl series als It’s a Sin een beeld schetsen van de Britse situatie, speelde zich in Nederland een eigen verhaal af. Een verhaal dat begon met angst en onbegrip, maar waarin ook solidariteit, activisme en zorg voor elkaar centraal stonden. Aids werd aanvankelijk vooral geassocieerd met homoseksualiteit en drugsgebruik, en dat bracht stigma’s en discriminatie met zich mee. Tegelijkertijd nam Nederland in vergelijking met andere landen een relatief vooruitstrevende houding aan in preventie en zorg. Toch blijft de impact van de crisis groot, vooral in de queer gemeenschap, waar verlies, trauma en strijd om erkenning diepe sporen hebben nagelaten. Hoe werd in Nederland tegen aids en homoseksualiteit werd aangekeken, welke blijvende invloed heeft de crisis, en waarom is het essentieel dat verhalen uit die tijd worden vastgelegd en doorgegeven.
Homoseksualiteit, stigma en gemeenschap
In de jaren tachtig was de aidscrisis – net als in Groot-Brittannië – aanvankelijk een mysterie. In Nederland werden in 1982 de eerste hiv-geassocieerde gevallen vastgesteld. De ziekte werd in eerste instantie dikwijls geassocieerd met homoseksualiteit. Zoals elders leidde dit tot sterke stigma’s en angst in de samenleving. Veel mensen met hiv werden geconfronteerd met sociale uitsluiting, zowel binnen de medische context als in het dagelijks leven. Huisartsen, tandartsen en anderen konden terughoudend zijn, ondanks dat de overdracht via dagelijkse sociale contacten vrijwel nihil was.
Tegelijkertijd ontstond binnen de queer-community een actieve reactie. Organisaties als het COC Nederland en belangenverenigingen, samen met actiegroepen en zorginstellingen, namen het voortouw in voorlichting en preventie. Campagnes en voorlichtingsmateriaal – verspreid in homobars, buurthuizen en via medische kanalen – waren gericht op veilig vrijen, bewustwording en het doorbreken van vooroordelen. Deze benadering legde de basis voor een meer open dialoog over seksualiteit en gezondheid, en het bood een ruimte waarin mensen zich minder moesten schamen om hun geaardheid of seropositieve status te delen.
Belangrijk was dat er in Nederland relatief vroeg een pragmatische overheidsbeleid en gezondheidszorg tot stand kwamen waarbij werd samengewerkt met de community. Beleidsmakers en ziekenhuizen – onder meer in steden als Amsterdam en Rotterdam – begonnen gespecialiseerde aidsafdelingen en zorgstructuren op te zetten. Hoewel effectieve medicatie pas later beschikbaar was, werd de basis gelegd voor behandeling, ondersteuning en epidemiologisch onderzoek. Dit was een factor die Nederland hielp om zich te positioneren als een van de meer vooruitstrevende landen op dit gebied.
Nederland als pragmatisch voortrekker in de strijd tegen aids
Waar veel landen in de beginfase van de epidemie teruggrepen op angstcampagnes en moraliserende boodschappen, koos Nederland voor een pragmatische en humane benadering. Vanaf halverwege de jaren tachtig werden door de overheid grootschalige voorlichtingscampagnes opgezet die expliciet gericht waren op preventie door kennisdeling en niet op het aanjagen van angst. Zo werd in tegenstelling tot Groot-Brittannië – waar lugubere posters met grafstenen verschenen – ingezet op praktische informatie, zoals condoomgebruik en injectiehygiëne bij druggebruikers.
Die pragmatiek kwam ook tot uiting in het beleid rond drugspreventie: Nederland introduceerde spuitomruilprogramma’s om besmetting via gedeelde naalden tegen te gaan. Daarmee liep het land voorop in harm reduction, een aanpak die internationaal lof oogstte en door de WHO later als voorbeeld werd genoemd. Ook de intensieve samenwerking tussen overheid en maatschappelijke organisaties was vooruitstrevend: homo-organisaties, de Schorerstichting en andere belangenverenigingen werden vanaf het begin betrokken bij beleid en voorlichting.
In ziekenhuizen werd daarnaast ruimte gemaakt voor gespecialiseerde aidsafdelingen, zoals in het AMC in Amsterdam, waar artsen als Joep Lange – in 2014 omgekomen tijdens de MH17-vlucht op weg naar een aids-conferentie – internationale erkenning kregen voor hun onderzoek naar hiv-behandeling. Nederland ontwikkelde zich zo tot een kenniscentrum en leverde een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van internationale richtlijnen en medicijnonderzoek.
Deze pragmatische koers had een belangrijk voordeel: het doorbreken van stilte en stigma. Doordat voorlichting expliciet benoemde wat veilig en onveilig gedrag was, en dit zonder morele veroordeling werd gepresenteerd, ontstond er in Nederland eerder een open debat over seks, gezondheid en verantwoordelijkheid. Het hielp dat dit land al langer een reputatie had van progressief beleid rond seksualiteit, abortus en drugs. De aanpak werd niet door iedereen gewaardeerd – conservatieve kringen vonden de boodschap te vrijpostig – maar de praktijk bewees dat Nederland mede daardoor de verspreiding relatief effectief wist in te dammen.
Deze pragmatische en vooruitstrevende houding zorgde ervoor dat Nederland niet alleen levens redde, maar ook bijdroeg aan een mondiale verschuiving in hoe er over hiv en aids werd gedacht: niet als “straf van boven”, maar als een ziekte die medische zorg, preventie en solidariteit vereist.

Foto: Rob Bogaerts / Anefo, Nationaal Archief
Advertentie

Foto: Rob Bogaerts / Anefo, Nationaal Archief
Het gesprek met René Klijn bracht de ziekte voor veel Nederlanders ineens dichtbij.
Media, cultuur en het doorbreken van taboes
Parallel aan maatschappelijke en medische ontwikkelingen speelde de nationale media een cruciale rol in het zichtbaar maken en destigmatiseren van hiv en aids. Eén van de meest gedenkwaardige momenten was het optreden van René Klijn in het tv-programma van Paul de Leeuw in november 1992. Klijn – destijds al ernstig ziek – werd openhartig geïnterviewd over zijn leven met aids. Het gesprek bracht de ziekte voor veel Nederlanders ineens dichtbij. De uitzending doorbrak het taboe op een directe en menselijke manier, met ruimte voor humor, verdriet, het belang van veilig vrijen en rouw. Aan het eind werd het duet “Mr. Blue” gezongen, een lied dat uitgroeide tot een hit en waarvan de opbrengsten werden geschonken aan het Aidsfonds.
Deze uitzending werd een nationaal en – deels – internationaal cultuurmoment, en droeg wezenlijk bij aan bewustwording binnen de samenleving. De impact was immens: veel kijkers raakten emotioneel, er ontstond nationale aandacht en de uitzending ontving zelfs televisieprijzen.
Daarnaast fungeerde in de jaren tachtig Sonja Barend en haar talkshowformat als platform voor publieke dialoog – ook over destijds taboe-onderwerpen zoals homoseksualiteit en aids. Haar programma’s boden ruimte aan gewone mensen, minderheden, en maatschappelijke kwesties. Barend stond erom bekend dat ze onderwerpen als homoseksualiteit en aids eerder dan veel anderen publiekelijk bespreekbaar maakte. Dit soort televisie – op prime time, en in een tijd waarin dergelijke thema’s minder vanzelfsprekend waren – droeg bij aan het publieke debat en het creëren van herkenning en reflectie.
Media en cultuur speelden zo een dubbele rol: enerzijds als platform voor empathie, herkenning en waan van de dag, en anderzijds als katalysator voor maatschappelijke verandering. Door gewone mensen in beeld te brengen werd aids minder een abstracte, enge ziekte, en meer een menselijke ervaring – met alle pijn, angst maar ook solidariteit en strijd die erbij hoorden.
Sonja Barend en de kracht van televisie zonder taboes
Lang voordat René Klijn aids een gezicht gaf in 1992, had Sonja Barend in haar populaire talkshow al een belangrijke rol gespeeld in het bespreekbaar maken van hiv en homoseksualiteit. In een aflevering in de jaren tachtig kwam voor het eerst een homoseksuele man openlijk op televisie vertellen dat hij aids had. Voor miljoenen Nederlanders thuis was dit een schok maar ook een eyeopener: de ziekte kreeg plots een persoonlijk verhaal.
Sonja Barend stond in die periode bekend als de “koningin van de talkshow” en haar programma’s waren een vaste waarde op de Nederlandse televisie. Wat haar onderscheidde, was haar onbevreesde aanpak van gevoelige thema’s. Ze nodigde gasten uit die elders nauwelijks spreektijd kregen: migranten, feministen, arbeiders, en ook mensen uit de queer community. Door deze keuze werden taboe-onderwerpen in huiskamers gebracht waar er anders nauwelijks over werd gesproken.
In het geval van aids betekende dit dat het publiek voor het eerst geconfronteerd werd met de mens achter de ziekte. Niet langer ging het alleen om krantenkoppen, maar om iemand die vertelde over zijn angst, zijn gezondheid en zijn omgeving. De openheid van deze uitzending werd door veel kijkers ervaren als confronterend, maar werkte ook bevrijdend: er kon in het openbaar over gesproken worden.
Het optreden was symbolisch voor de Nederlandse omgang met seksualiteit in die tijd. Waar andere landen vaak terugschrokken van openlijke gesprekken, koos Nederland – mede dankzij figuren als Barend – voor een meer open houding. Seksualiteit, feminisme en homoseksualiteit werden niet alleen onderwerp van politiek debat maar ook van populaire televisie. Daarmee werd het maatschappelijk draagvlak voor verandering en acceptatie vergroot.
Het belang van deze uitzending moet zeker niet worden overschat. Wel laat het de bereidheid zien om al in het vroeg stadium in openheid over het thema te praten. Hiv en aids werden in Nederland sneller uit de taboesfeer gehaald. In combinatie met het pragmatische overheidsbeleid ontstond er een cultuur van bespreekbaarheid die voor veel mensen levens veranderde. Sonja Barend liet zien dat televisie meer kan zijn dan entertainment: het kan bijdragen aan emancipatie, erkenning en collectief bewustzijn.

Foto: Bart Molendijk / Anefo, Nationaal Archief
Advertentie

Foto: Bart Molendijk / Anefo, Nationaal Archief
De taboes zijn grotendeels verdwenen, maar het stigma rond hiv is niet volledig weg.
Erfgoed, impact op vandaag en oproep tot getuigen
De opvolgende decennia brachten vooruitgang: effectieve hiv-remmers maakten van hiv een behandelbare aandoening en beperkte de overdracht aanzienlijk. Maar de erfenis van de crisis – zowel persoonlijk als collectief – is nog steeds voelbaar in de queer gemeenschap. Veel oudere queer personen dragen de ervaring van verlies, trauma en rouw met zich mee: vriendengroepen die zijn weggevallen, partners die vroeg stierven, en een periode waarin openheid over seksuele identiteit vaak gepaard ging met existentiële onzekerheid en maatschappelijke uitsluiting.
Die verhalen vormen een belangrijk collectief geheugen. Ze herinneren ons aan het belang van zorg, solidariteit, activisme en publieke bewustwording. Tegelijkertijd zijn er nieuwe generaties queer mensen die opgroeien in een andere context: met erkenning en wettelijke gelijkheid – zoals het homohuwelijk – maar die soms weinig weten over de geschiedenis die eraan voorafging. De taboes zijn grotendeels verdwenen, maar het stigma rond hiv is niet volledig weg. Discriminatie op de werkvloer, onbegrip in de zorg of seksuele gezondheidsdiscussies komen nog voor. Daarom blijven voorlichting, media-aandacht én open dialoog noodzakelijk.
Daarnaast blijft het culturele en historisch erfgoed van die periode van groot belang: de rol van activisme, de solidariteit binnen de queer gemeenschap, en de rol van media-invloeden zoals talkshows, popcultuur en televisiemomenten. Deze vormen bouwstenen voor historisch besef en maatschappelijk zelfbegrip.
Oproep aan getuigen:
Wie in de jaren tachtig of begin jaren negentig in Nederland actief was binnen de queer gemeenschap, als zorgverlener, activist, familielid, journalist, of gewoon als mens die deze crisis meemaakte: deel uw verhaal. Uw herinneringen – anekdotes, ervaringen, archiefmateriaal, foto’s, interviews – zijn van onschatbare waarde. Mail de redactie: redactie@queernederland.nl. Door deze verhalen vast te leggen, bouwen we een netwerk van herinnering, erkennen we de strijd en het verlies, én geven we nieuwe generaties context en inspiratie.
Podcast-tip: En niemand bleef onaangeraakt
Luister naar de aangrijpende vijfdelige podcastserie En niemand bleef onaangeraakt (VPRO / NPO Radio 1). Schrijver Maurits de Bruijn en maker Randy Vermeulen vertellen het intieme liefdesverhaal van Jan en Martin tijdens de aidscrisis in Nederland, en belichten hoe het stigma generaties queer mensen bleef achtervolgen. Een waardevolle toevoeging voor wie de menselijke kant van aids wil begrijpen, en hoe het onderwerp werd verankerd in het collectieve geheugen.
► Beluister de serie via NPO: vpro.nl, nporadio1.nl
FOTOCredits
Foto 1: Aanplakbiljetten voor de inzamelingsactie Aids Fonds onder het motto “no pay, no cure”, 1989. Rob C. Croes / Anefo, Nationaal Archief
Foto 2: Voorlichtingscampage “Aids en jongeren”; staatssecrearis Ginjaar Maas met affiche voor scholen, 1988. Rob Bogaerts / Anefo, Nationaal Archief
Foto 3: Affiches waarschuwen vakantieganger in Amsterdam tegen Aids (bij CS), 1988. Rob Bogaerts / Anefo, Nationaal Archief
Foto 4: Start Nationale Condoomcampagne i.v.m. Aids-bestrijding in Den Haag. Bart Molendijk / Anefo, Nationaal Archief
Foto 5: Kaarsen voor overleden Aids-patient tijdens AIDS Memorial Day in Amsterdam, 1987. Bart Molendijk / Anefo, Nationaal Archief
Jouw steun maakt het verschil!
Queer Nederland draait op de inzet en passie van een geweldig en uniek team dat zich dagelijks inzet om onze lhbtiq+ community van relevante en diepgaande content te voorzien. In deze roerige tijden is het essentieel dat we onze verhalen blijven vertellen, maar daarvoor hebben we jouw hulp nodig! Door Queer Nederland te steunen draag je bij aan het vertellen van meer diverse verhalen en het creëren van frisse content die bijdraagt aan de zichtbaarheid, acceptatie en emancipatie van de lhbtiq+ gemeenschap.
Steun de toekomst en doneer wat je kunt missen. Of het nu €5, €50, €500 of een ander bedrag is, jouw bijdrage helpt ons om een onafhankelijk en breed gedragen lhbtiq+ platform van Nederland te creëren.